Waarom we allen op de hoogte moeten zijn van de problemen die de palmolie-industrie veroorzaakt
Het is een wereldwijd verhandeld landbouwproduct dat wordt gebruikt in enorm veel verschillende consumentenproducten. Het is zo’n belangrijke grondstof dat vrijwel 50% van de producten die je in de supermarkt vindt palmolie bevat!
Vergeleken met sojaolie (de op één na meest geconsumeerde plantaardige olie) is voor de productie van palmolie slechts een tiende van het land, een zevende van de meststoffen, een vierde van de pesticiden en een zesde van de energie nodig.
Omdat palmolie zo goedkoop kan worden gemaakt, is de vraag de afgelopen 15 jaar verdubbeld en zal die naar verwachting nog verder toenemen. De oliepalmen die in de jaren ’60 hoofdzakelijk in Afrika werden geteeld zijn in de 20e eeuw naar Zuidoost-Azië verplaatst.
Momenteel zijn Indonesië en Maleisië de belangrijkste producenten van palmolie in de wereld.
Wat is het probleem met palmolie?
Echter, deze economische voordelen gaan gepaard met een groter aantal nadelen en problemen die men niet kan blijven negeren, en die moeten worden aangepakt! We gaan graag dieper in op de problemen die de palmolie-industrie veroorzaakt.
De twee meest dringende problemen zijn: de grootschalige omvorming van bossen en het verlies van habitat, en vooral voor diersoorten die al met uitsterven bedreigd zijn. De volledige biodiversiteit dreigt zo zijn natuurlijk evenwicht te verliezen, met alle gevolgen van dien.
Door de alsmaar groeiende vraag naar palmolie wordt steeds meer land gebruikt om het te kunnen produceren. Wat nog verontrustender is, is dat het niet alleen om landbouwgrond gaat, maar vooral om inheemse regenwouden die worden platgebrand – allemaal om meer ruimte te creëren voor de groei van oliepalmbomen.
Of het kappen van deze regenwouden illegaal is of niet, is een geheel andere kwestie. Maar wat iedereen moet begrijpen is dat ontbossing de plaatsen vernietigt waar verschillende dieren en planten leven.
Om even een beeld te schetsen van hoe ernstig dit is: in de jaren ’90 waren er ca. 315.000 orang-oetans. Echter, vandaag de dag is hun aantal naar schatting gedaald tot slechts 50.000. En los van de orang-oetans worden ook andere dieren, zoals de Sumatraanse tijger, de neushoorn, de zonnebeer en de nevelpanter met uitsterven bedreigd door het verlies van hun natuurlijke habitat.
Sommigen zullen aanvoeren dat de palmolie-industrie niet de enige boosdoener is voor het feit dat de biodiversiteit ernstig wordt bedreigd. Maar het feit dat het er eveneens een beduidende rol in speelt, kan niet worden ontkend.
In Indonesië, waar regenwouden worden gekapt om plaats te maken voor industriële palmolieplantages, is de ontbossing verantwoordelijk voor 80% van de CO2-uitstoot van het hele land. Daarmee is Indonesië ook de op twee na grootste uitstoter van broeikasgassen.
Dit draagt bij tot de luchtverontreiniging die schadelijk is voor de volksgezondheid, en vooral voor degenen die op de plantages werken. De rook die afkomstig is van brandende bomen kan zeer grote afstanden afleggen.
Wat er in juni 2013 in Singapore gebeurde is hier een bewijs van. Illegale bosbranden op het eiland Sumatra (Indonesië) waren hiervoor verantwoordelijk. Dit incident veroorzaakte een dikke nevel die de stad bedekte en kinderen moesten binnen blijven om zich te beschermen tegen de vervuilde lucht.
En zelfs met de plantages die de bosgronden vervangen, is er nog steeds geen teelt die de bodem helpt beschermen. Wat er gebeurt is dat de gezonde bovengrond wordt weggespoeld en rivieren en andere watermassa’s kan doen dichtslibben.
Aangezien de bodem niet langer zo gezond is als gevolg van erosie en het gebrek aan biodiversiteit, worden chemicaliën in de vorm van onder andere meststoffen, insecticiden en pesticiden aan de bodem toegevoegd om een betere groei van de oliepalmbomen te bevorderen.
Maar dat is niet alles. De chemicaliën die in deze plantages worden gebruikt, kunnen in de grond lekken. Ze kunnen ook wegspoelen in nabijgelegen watermassa’s, die daardoor vervuild raken en zowel mensen als dieren treffen.
Maar ook de inheemse bevolking die in deze gebieden woont, verliest haar huis en haar bestaansmiddelen. Verhalen over illegale landroof en mensenrechtenschendingen zijn maar al te bekend op plaatsen waar palmolieplantages worden aangelegd.
Helaas worden de gewoonterechten van inheemse volkeren vaak niet erkend door de staat. Dit leidt ertoe dat de overheid hun land overhandigt aan oliepalmbedrijven voor ontwikkeling.
Ook de arbeiders op de plantages leven vaak in armoedige omstandigheden zonder toegang tot noodzakelijke voorzieningen zoals schoon water en verlichting.
Samen actie ondernemen tegen de palmolie-industrie
Echter, het is niet zo eenvoudig als geen producten kopen die palmolie bevatten. En dat komt helaas doordat er tot nu toe geen betere en goedkopere alternatieven voor palmolie zijn. Mensen hebben dus maar één optie: producten kopen waarin alleen duurzame palmolie is verwerkt.
Dat kan alleen nog wel wat problemen opleveren, vooral als je bedenkt hoeveel aliassen er voor palmolie worden gebruikt op de ingrediëntenlabels van verschillende producten. Bovendien is slechts 17% van de wereldwijde palmolieproductie duurzaam.
Een manier om te weten of het product dat je koopt duurzame palmolie bevat, is door te kijken naar het RSPO-label (Roundtable on Sustainable Palm Oil). De RSPO is een non-profitorganisatie die betrokkenen uit verschillende sectoren van de palmolie-industrie verenigt om wereldwijde normen voor duurzame palmolie te ontwikkelen en toe te passen.
Je zou ook tegen detailhandelaars kunnen zeggen dat je enkel producten wil kopen waarvoor specifiek duurzame palmolie is gebruikt. En terwijl je dat doet, zou het ook nuttig zijn om het bewustzijn te vergroten door andere mensen te vertellen over de negatieve gevolgen van niet-duurzame palmolie.